Geschreven door Dyami Millarson
Vanaf hele jonge leeftijd kon ik al volzinnen maken. Ik wou me graag uiten. Ik wist wat ik wou en ik was vastberaden om dit duidelijk te maken aan mijn omgeving. Al voordat ik kon praten, probeerde ik met mijn omgeving te communiceren. Dit deed ik destijds door middel van gebaren. Mensen zeiden dat ze dit nog nooit eerder gezien hadden.
Kinderen van mijn leeftijd wisten niet zo duidelijk wat ze wouden en konden het daarom ook niet uiten. Mijn wil om mij te uiten tegenover andere mensen maakte dat ik taal snel leerde en ik snel door mijn brabbeltaalperiode heen was. Mijn ouders zeiden dat toen ik eenmaal kon praten, ging mijn mond nooit meer dicht. Ik was een prater geworden. Ik uitte graag mijn gedachten en al pratende kwam ik vaak tot nieuwe inzichten. Daarom was mijn geestelijke ontwikkeling algauw verder dan mijn leeftijd en mensen zeiden dat ik een oude teruggekeerde ziel was. Ik dacht na over allerlei levensvragen en ik probeerde deze te beantwoorden door middel van het vertellen van verhalen.
Ik gebruikte mijn droomwereld oftewel verbeeldingsvermogen om ingewikkelde levensvragen aan te kaarten. Ik had bijvoorbeeld geen woord voor biologie, evolutie en het overleven van het wezen dat het beste past (survival of the most fitting), maar dit waren wel grote thema’s die ik uitte middels mijn verhalen. Mensen kenden mij als een verhalenverteller en zij behandelden mij als kind, maar ik vond dit maar niks. Ik wou over grote vraagstukken praten. Ik wou weten waar ons heelal vandaan komt, hoe het leven op aarde ontstaan is, hoe wij het beste en langst kunnen overleven. Deze vraagstukken hielden mij bezig omdat ik al op mijn 2de en 3de bewust was van leven en dood.
Ik zwoer op mijn derde dat ik zou leren hoe leven en dood werkt; ik legde een eed af tegen mezelf dat ik zou leren om heel lang te leven en dat ik tijdens mijn leven de geheimen van ons bestaan een voor een zou ontrafelen. Mijn levensdoel was duidelijk en dit is mij nu nog steeds duidelijk. Ik heb altijd een doel gehad in het leven. Jongere kinderen en kinderen die leeftijdsgenoten waren heb ik altijd met mensenliefde en naastenliefde als mijn maatjes behandeld, en niet weinig werd ik vanwege mijn zachtaardigheid en gematigdheid, gestoeld op oprechtheid en menselijkheid en medeleven, gepest.
Ik dacht altijd als kind: Kinderen moeten dezelfde rechten en vrijheden hebben als volwassenen, we horen serieus genomen te worden, kinderen moeten daarom ook vrij zijn en niet als vogeltjes in een kooitje op school gezet worden waardoor dit pestgedrag vanwege gebrek aan vrijheid gevoed wordt (zoveel ging er echt in mij om destijds en nog veel meer zelfs, ik voelde me werkelijk beknot zoals een gevangene en andere kinderen konden dit niet verwoorden maar ik uitte dit wel tegen mijn ouders en vertelde hun eerlijk hoe diep ongelukkig ik was met deze situatie, zij namen dit serieus en vochten voor mij om gelijk behandeld en serieus genomen te worden door oudere mensen zoals ik hoopte).
Op school voelde ik mij altijd diep ongelukkig omdat men zich niet bezighield met de levensvragen die ik wou beantwoorden en ik zag school derhalve als een obstakel dat mij van mijn levensdoel afhield. Thuis voelde ik mij op mijn gemak, want daar kon ik mij tenminste goed ontwikkelen en mij met mijn levensdoel bezighouden. Op school moest ik mijn filosofie verbergen en doen alsof ik een “kind” was dat onderwezen moest worden; dit zinde mij niet, maar ik hield me gewoon van den domme om minder aandacht te trekken en ik wachtte elke dag tot school over was, waardoor ik weer thuis de vrijheid kon ervaren waarnaar ik zozeer verlangde. School was, om eerlijk te zijn, een marteling voor mij; ik heb het ervaren als niets anders dan een vorm van zware geestelijke mishandeling en ik zou daarom nooit meer terug willen. Ik ben heel blij dat het achter de rug is en dat ik mij nu op mijn vraagstukken kan richten die op mijn derde al wou beantwoorden.
Taal is voor mij altijd belangrijk geweest ondat het mij in staat stelde om mij te kunnen uiten tegen andere mensen. Ik ben altijd zeer gevoelig geweest voor mijn omgeving. Ik zie wat er gebeurt om mij heen en ik wil er wat mee doen. Dit is waarom taal voor mij zoveel betekent. Ik zie taal als een heilig middel of gereedschap. Het verwondert mij nog steeds hoe ik taal geleerd heb:
Ik herinner me nog hoe ik me ooit eens niet kon uiten met woorden, maar ik was me wel bewust van de mensen om mij heen en het maakte mij ongemakkelijk dat ik niet kon praten en daarom gebruikte ik gebaren om ze duidelijk te maken dat ik ook kan nadenken en me bewust ben. Vanwege mijn ervaring met taal vanaf jongs af aan beschouw ik taal als interactie. Het geeft ons de mogelijkheid om dromen te delen en onze wilskracht over te brengen. Ik vind taal een wonder; het verbindt ons mensen en het biedt zoveel mogelijkheden om met elkaar te kunnen onderhouden. Zonder taal had ik nooit mijn doelen kunnen bereiken. Het zou pas beangstigend geweest zijn als ik geboren was als een soort of levensvorm die niet in staat is om met zijn soortgenoten te communiceren.
Voor mij zou dit de ultieme gevangenis zijn. Vandaar ben ik dankbaar voor taal. Overigens ben ik van mening dat wij talen veel sneller kunnen leren als wij ons richten op de medemens en ons verlangen, of zelfs onze menselijke drang, om ons te kunnen uiten tegenover andere mensen. Stel dat ik de leiding zou krijgen over een aantal studenten die een vreemde taal moeten leren. Dan zou ik het heel anders aanpakken waardoor zij zich de taal veel sneller kunnen eigen maken. Het doel mag niet uit het oog verloren worden. Dat is wat er in de kern op school met vreemde talen fout gaat en vandaar is het voor velen weggegooide tijd omdat ze na jaren de talen nog niet spreken. Het maakt mij blij dat ik nu mijn liefde voor de mens kan uiten door het redden van zijn taalkundig erfgoed, en ik ben dankbaar dat ik als mens geboren mocht zijn, waardoor ik op onderzoek uit kan gaan om mijn grote levensvragen te beantwoorden em de geheimen des levens te onthullen.