Eene samenspraak over de uitspraak van het Hattstedter Friesch

Geschreven door den heer Dyami Millarson

Deze zwam, dien wij gister tijdens eene onzer avondwandelingen tegenkwamen, is een zinnebeeld voor den groei, dien de mensch doormaakt bij het eigen maken van eene kleine taal; men groeit op den ouden boom der taal en vergaart de sappen met de oorkracht, die hem verborgen wijsheid verschaffen en dus gestadig tot eenen wijzen maken, wiens uit den boom opgedane kennis ter volmaking des werelds zal kunnen dienen.

Dit is de waarachtige weergave van mijne samenspraak met mijnen vader die zich in den ochtend voorgedaan heeft.

,,Hoe weet gij,” zeide mijn vader vanochtend; “dat ual zoo uitgesproken wordt in het Hattstedter Friesch?”

,,Dat weet ik,” zo hief ik aan; “doordat de tweeklank ua ook in het Halliger Friesch voorkomt, en toevallig hebben zoowel het Hattstedter als het Halliger Friesch het woord ual voor oud.”

,,Hoe wonderlijk en gelukkig,” riep mijn vader uit; “is het dan dat er toevallige overlap is tusschen het Hattstedters en het Halligers; stelt gij u eens voor dat die overlap er niet was!”

“Zeker,” antwoordde ik; “is het een groot geluk dat er zulk eene overeenstemming is tusschen het Halligers en het Hattstedter Friesch! Het Noord-Friesch is eene groote taalfamilie en doordat het Noord-Friesch zoo groot is, waren er talloze mogelijkheden om het Hattstedter Friesch van den dood terug te brengen.”

“Een voorrecht is het,” zeide mijn vader; “dat gij de Noord-Friesche talen allemaal hebt kunnen leren en ze nu met elkander kunt vergelijken. Niet een ieder slaagt erin om de talen uit elkander te houden; eene groote valkuil, zoo stelle ik mij dat voor, is het door elkander halen van de talen.”

“Inderdaad,” antwoordde ik; “is het niet van gering belang om de woorden en klanken van iedere taal goed te kunnen herkennen en indien men zich toelegt op het herkennen van iedere taal, zal men geenen last ondervinden van taalverwarring en zoo zal men onverbeterlijk zijn in het uit elkander houden der talen.”

“Verder is het nog zo,” voegde ik toe; “dat het Hattstedters onuitroeibaar zal zijn en altijd zal kunnen terugkomen dankzij de hoeveelheid aan Noord-Friesche talen, die eene verscheidenheid aan vergelijkingsmateriaal bieden. Indien alle Noord-Friesche talen plotseling zouden verdwijnen, dan zouden ze weder teruggebracht kunnen worden met de huidige boekenkennis die er overgeleverd is. Echter, nog veel onsterfelijker zal zijn het Hattstedter Friesch indien het in het Engelsch vastgelegd wordt, waardoor het telkens weder zal kunnen opleven; nimmer zal het Hattstedter Friesch echt vergeten worden of uitsterven als men gemakkelijken toegang heeft tot deze taal, en daarom moet deze toegang aan den Engelsman verschaft worden.

,,Inziende dat het Duitsch en ons Nederduitsch niet volstaan om het Hattstedter Friesch in leven te houden, zet ik mij in voor eenen vertaalslag naar het Engelsch. Het Duitsch en het Nederduitsch reiken namelijk niet ver genoeg om den zonderlingen mensch te bereiken, die zich voor het eeuwige behoud der inheemsche taal van Hattstedt zal willen inzetten; het vergt eenen aard, die niet bij velen aangelegd is, maar er zijn zoveel Engelschtaligen en onder hen zijn er genoeg Engelschtaligen die dezen aard bezitten en zoo kan het toch altijd goed komen met het Hattstedter Friesch. Alhoewel er zeker bijzondere lieden in Nederland en Duitschland te vinden zijn, gaat het erom dat zij in eene grotere hoeveelheid aangetroffen dienen te worden als het de bedoeling is de taal voor de eeuwigheid te bewaren. Zoo heeft het Engelsch heden dezelfde functie als het Latijn vroeger: indien men vroeger eene of andere Friesche taal in het Latijn beschreven had, dan had men het voor de eeuwigheid kunnen bewaren omdat men er vanuit kon gaan dat men nog eeuwen in staat zoude zijn van dat materiaal gebruik te maken voor de studie dier Friesche taal.

,,Nu immers is dat zo met het Engelsch en we mogen er vanuit gaan dat de wereldwijde functie van het Engelsch nog wel even zal blijven, waardoor het zeker groote nut heeft dat er stof voor het eigen maken van het Hattstedter Friesch beschikbaar gemaakt wordt in het Engelsch. Natuurlijk zoude het verstandig zijn om niet op een paard te wedden en dezelfde stof daarom ook in andere wereldtalen als het Spaansch en Chineesch beschikbaar te maken, maar dat is van latere zorg, want nu moet er eerst stof in het Engelsch beschikbaar gemaakt worden en van daaruit kunnen er mogelijkerwijs nieuwe vertaalstappen gezet worden in de verdere toekomst – door mij of door anderen.”

,,Dat hebt gij goed gesproken,” zeide mijn vader; “en nu is het nog louter daad bij woord voegen, waarmee gij gelukkig al op het goede pad zijt. Zet uw werk dus voort en bereik uw doel om het Hattstedter Friesch voor den Engelsman begrijpelijk en inzichtelijk te maken, waardoor het tevens voor den Spanjaard of Chinees, die het Engelsch machtig is, begrijpelijk en inzichtelijk wordt, en hij de vertaling vanuit het Engelsch naar de andere groote talen der wereld misschien van u kan overnemen. Zoniet dan is er geen man overboord, want indien gij het nodig acht, kunt gij dat ook zelf doen en dan kunt gij daarna nog altijd zoeken naar iemand om uwe vertaling na te kijken op fouten.”

Zoo eindigde de waarachtige samenspraak tusschen mijnen vader en mij die zich in den ochtend voorgedaan heeft en waarvan ik hier eene op de waarheid gestoelde weergave gedaan heb in onze oude Nederduitsche taal.