Geschreven door Dyami Millarson
Ik noem het Breklums oftewel Breklumer Fries een taal. Het Breklums is nauw verwant aan het Drelsdorps oftewel Drelsdorper Fries. Ze behoren beide tot het Middelgoosharders, dat op zijn beurt tot de dicht bij de Deense grens gesproken Noord-Friese taalfamilie behoort. Een Drelsdorper die nog zijn oude Friese taal spreekt zal een aardig woordje Breklums kunnen verstaan. (Mogelijkerwijs zijn er te Drelsdorp geen sprekers meer van het Drelsdorps.) Zo kan men taal definiëren: indien de communicatie met de meest verwante groep of groepen bemoeilijkt wordt, dan is het een taal. Dat veronderstelt echter dat:
- als dat niet zo is, het geen taal is, waardoor we uitkomen op dialect;
- we overeen kunnen komen welke mate van bemoeilijking in de communicatie het een taal maakt.
Dat eerste is problematisch omdat het leidt tot het anders behandelen van zogenaamde sprekers van een taal ten opzichte van zogenaamde sprekers van een dialect; terwijl het mensen uitsluit, de een boven de ander plaatst in de zin van minderwaardige en meerderwaardige sprekers, en mensen in het diepste van hun hart kwetst en beledigt, is het taal-dialectonderscheid vanuit een menselijk oogpunt zeer onwenselijk.
Dat tweede is problematisch omdat we daar niet over overeen kunnen komen; welke mate van communicatiebemoeilijking of onderlinge verstaanbaarheid een taal maakt is een kwestie van beschouwing. Ter vergelijking laten we eens kijken naar de genetica. Muizen en mensen delen ongeveer 70 procent van dezelfde gensequenties die eiwitten coderen. Het verschil tussen de twee soorten, de muis en de mens, bedraagt dus 30%. Kan men dan de lijn trekken bij 30% afwijking voor een taal? Laten we dan toch maar eens naar een ander voorbeeld uit de genetica kijken: DNA-verwijderingen en -toevoegingen in aanmerking genomen zijnde, delen chimpanzees en mensen 96% van hun DNA. Aangezien de chimpanzee en de mens andere soorten zijn, mag men stellen dat het onderscheid der soorten in kleine verschillen zit. Zal men evenzo kunnen stellen dat het zijn van een taal in kleine verschillen zit?
Ongeacht of het verschil tussen Breklums en Drelsdorps groot of klein zij, ik beschouw het Breklums als taal; bij mij is gewoon alles taal. De middeleeuwers maakten evenmin onderscheid tussen taal en dialect. Dat onderscheid kwam pas later en liep parallel met de opkomst der natie-staat aan het einde der middeleeuwen. Het taal-dialectonderscheid kwam steeds meer in zwang naargelang de natie-staat zich steeds meer vestigde.
Voor de middeleeuwen maakte men hier in den lande ook geen onderscheid tussen taal en dialect. Het gebrek aan onderscheid tussen taal en dialect is dus niet louter een middeleeuws fenomeem. Het is al veel ouder. De Romeinen noemden ook alles gewoon taal, hetgeen als lingua of sermō luidt in het Latijn. Het onderscheid tussen taal en dialect, zoals wij dat nu kennen, is nieuw. Het is geïnspireerd op het feit dat de Grieken hun taal indeelden in dialektoi (meervoud). Oorspronkelijk moet het woord dialektos (enkelvoud) eenzelfde betekenis als het Latijnse woord sermō, het Duitse woord Sprache en het Nederlands woord ‘taal’ dat verwant is aan ‘vertellen’ (vergelijk Engels tale) gehad hebben: deze woorden hebben allemaal iets te maken met praten, spreken of gesprek (zie hier).
Dialektos had in het Oudgrieks niet een duidelijk omlijnde betekenis. Het zat qua betekenis meer in de richting van het Latijnse sermō (gesprek, taal) dan het gelijkt op de betekenis van het hedendaags Nederlands woord dialect, dat eveneens in andere Europese talen ingevoerd en inmiddels helemaal ingeburgerd is. Dialect betekent feitelijk zoiets als ‘minderwaardige taal’, en het is vandaar meer een belediging dan wat anders; zij die meer macht heeft kan haar veroorloven de ander een dialect te noemen, terwijl zij haarzelf uiteraard een taal noemt. Als de ander genoeg macht heeft, kan ook zij besluiten die belediging niet te pikken en haarzelf eveneens een taal te noemen. Het gaat hier dus om een machtsstrijd tussen talen.
Ik zie echter het nut er niet van in om de een boven de ander te plaatsen en sprekers tegen elkaar op te zetten. Een goede ouder trekt ook niet het ene kind voor het andere, maar bemint juist het ene kind even zozeer als het andere en behandelt hen vanuit dat gevoel hetzelfde. Zo is ook mijn gevoel ten aanzien van het Breklums; ik trek het Drelsdorps niet voor het Breklums en ook niet omgekeerd. Ik bemin allebei de talen evenveel. Dat ik Breklums een taal noem is een uiting van respect voor het Breklums. Ik kijk er niet op neer. Het Breklums bezien als taal is tevens in samenspraak met de oude traditie, waar men geen onderscheid tussen taal en dialect maakt. Het taal-dialectonderscheid veroorzaakt meer ellende dan dat het voor de mensheid oplevert, zo zou men in het Engels kunnen stellen: the distinction between dialect and language is more trouble than it is worth. Vandaar is het beter om de oude traditie, die alles gewoon taal noemt en daarmee elke gemeenschap van sprekers op gelijke voet zet, weer opnieuw op te pakken, en men heft op die manier het probleem op.