Dorpsgevoel bij gemeenschappen van minderheidstalen

Geschreven door Dyami Millarson

Heel lang geleden waren er hier te lande nog geen steden. Wel alle mensen kenden destijds het dorpsgevoel. De mens die nu in de steden woont is nog steeds dezelfde mens. Hij vertoont dezelfde gedragingen. Hij heeft behoefte aan het eigene. Hij wil bij een stam horen. Nederlandse woorden zijn dikwijls te herleiden naar het Oergermaans dat meer dan tweeduizend jaar geleden gesproken werd en oorspronkelijk met geheimzinnige tovertekens, zogeheten ‘ruinen’ (geheimen), geschreven werd. Zo komt het Nederlandse woord stad van Oergermaans *ᛊᛏᚨᛞᛁᛉ (*stadiz) met de betekenis ‘plaats’ en dorp komt van Oergermaans *ᚦᚢᚱᛈᚨ (*þurpą) dat ‘nederzetting, groep huizen’ betekent. Deze woorden zijn al duizenden jaren oud, maar in de loop der tijd, doordat dorpen langzaam uitgroeiden tot steden terwijl de mensen en huizen in de dorpen al maar meer werden, is de betekenis van stad veranderd van ‘plaats’ naar ‘plaats waar heel veel mensen wonen’.

Dat dorpen nog steeds bestaan in Nederland getuigt van het feit dat niet alle dorpen voorbestemd waren om steden te worden. In de Nederlandse dorpen kan men het dorpsgevoel, een stukje oud Nederland, terugvinden dat vroeger ook in alle steden, diens eens dorpen geweest zijn, bestaan moet hebben. Er is meestal een sterk gevoel van saamhorigheid in de dorpen van Nederland en men krijgt de indruk dat het oude erfgoed van Nederland behoorlijk beter bewaard gebleven is in veel dorpen. Het dorpsgevoel zou men het beste kunnen uitleggen als een stamgevoel. De mens is een wezen dat vroeger in stammen leefde. De mens voelt zich prettig in een stam. Het geeft hem een gevoel van zekerheid. Uit samenleving is taal ontstaan. Doordat de oermens in stammen leefde, was hij ook in de gelegenheid om taal te ontwikkelen. Zo werd de verbintenis met andere stamleden veel nauwer. De oermens kon door middel van taal meer delen met zijn stamgenoten: vraag, antwoord, gevoel, ervaring, verhaal, oordeel. Hierdoor is de mens in staat om dorpen te bouwen; zonder taal zou dit niet mogelijk zijn.

Dankzij taal kon er overdracht van kennis plaatsvinden. Uitgroeisels van taal zijn recht, geloof, cultuur, geschiedenis, beschaving, enz. Zonder taal, geen traditie. De mens is wat hij is door traditie. Door het oude te bewaren kon elke generatie zijn sporen achterlaten door verbeteringen aan te brengen. De gehechtheid aan het oude heeft de oermens geholpen om de dieren om hen heen te ontstijgen en een wezen van hoger bewustzijn te worden. De menselijke ‘zelfontstijging’ geschiedt generaties lang dankzij het behoud van het oude, waardoor wij tot het heden gekomen zijn. Zonder het behoud van het oude zou men ook niet in staat zijn verder te bouwen; het behoud gaat noodzakelijkerwijs vooraf aan de uitbouw. Dit plaatst de gehechtheid aan het oude in een ander daglicht; het is evolutionair adaptief gedrag dat de mens verder geholpen heeft. Dat de mens nu behoefte heeft aan het oude dat bewaard is gebleven in de dorpen is derhalve niet zo gek. Hij snakt naar een wereld waar hij nog wat kan betekenen en bijdragen; in de grote steden valt het individu weg in de massa, maar het individu kan nog een verschil maken in de dorpen. Het is echter niet altijd makkelijk om van een stedeling ineens een dorpeling te worden.

Iedere stam had vroeger zijn eigen taaltje, waardoor de menselijke verscheidenheid van oudsher al heel groot is. Dorpen die hun eigen taal hebben mag men met recht beschouwen als stammen, alhoewel er zeker ook een bijzonder gemeenschapsgevoel is in dorpen waar men Nederlands accentloos spreekt en men niet mag vergeten dat Nederlands, even goed als welke andere inheemse taal dan ook, tevens van oudsher eigen kan zijn aan een bepaald gebied of dorp. Waar men dan ook maar een eigen taal vindt in Nederland, daar zal men ook aantreffen een eigen recht, geloof, cultuur, geschiedenis, beschaving, enz. Elke taalgemeenschap oftewel stam kent zijn eigen regels, overtuigingen, gewoonten, voorvallen, omstandigheden, enz. De neiging dat mens bij stammen begeert te horen is bij de stedeling volstrekt niet verloren. De stedeling is nog gewoon mens; hij stamt af van dezelfde mens die vroeger stamdorpen bouwde. Wat er al sinds mensenheugenis in zit haalt men er niet zomaar uit. Wat de mens al generaties lang gedaan heeft maakt men niet meer ongedaan. Het zit er bij de mens ingebakken dat hij een stamwezen is. De mensen in de steden vertonen daarom nog steeds stamgedrag. Wat men in het groot in de steden ziet, ziet men nog steeds in de dorpen in het klein. De kleinschaligheid van dorpen maakt alles overzichtelijker en vaak ook inzichtelijker; men kan veel over het menselijk bestaan leren van kleine gemeenschappen.

Voor een aantal mensen zijn de steden te groot geworden. Doordat steden hele grote stammen voorstellen voelen zij dat zij er als enkelingen niet meer toe doen. Zij zijn zoekende naar betekenis. Immers, de voorouders leefden vooral in kleine stammen. De oplossing voor het gemis dat men in de steden ervaart is het wonen in een dorp, omdat dorpen in tegenstelling tot steden onvervalst kleine stammen voorstellen. De neiging om af te splitsen van een grote stam wanneer het te groot wordt en vervolgens een kleine stam op te richten of bij een kleine stam te voegen is al zo oud als de mens zelf. Men ziet soortgelijk gedrag bij chimpanzees waar het ook voorkomt dat stamleden zich afsplitsen van grotere stammen om vervolgens in kleine gemeenschappen te gaan leven. Het is derhalve helemaal niet vreemd als een terugkeer naar kleinschaligheid plaatsheeft in onze maatschappij. Eveneens is het niet vreemd als men het juist waardeert dat oude talen behouden blijven omdat het de dorpen van Nederland een eigenheid geeft waar velen in Nederland juist naar snakken. Het kan een verademing – zowel als een wereldvergroting – zijn als men in aanraking komt met een kleine stam van Nederland.

Er is een groot aantal eigenaardige wereldjes in Nederland. Ieder dorp of gebied dat een eigen taal en cultuur heeft is een werkelijkheid op zich. Het is jammer dat dit lang niet overal meer het geval is door taalsterfte en het daaruit voortvloeiende verlies van immaterieel erfgoed, zoals te Molkwerum gebeurd is, maar dat neemt niet weg dat er toch veel leerkansen – alsook kansen om het oude weder te doen opleven – liggen op de plekken waar zulk verlies reeds plaatsgevonden heeft. Het is daadwerkelijk goed voor het menselijk (voort)bestaan dat men zich in het eigene verdiept en de mogelijkheid, zodra die zich voordoet zoals denkbaar is bij een verhuizing naar een dorp of ander gebied, aanwendt om naar de geestelijke schatten van het menselijk bestaan, die historisch onlosmakelijk met de gemeenschap verbonden zijn, te graven; de oplossingen voor veel vraagstukken des levens, waar ik mij heden ten dage gaarne mee bezig houd door middel van mijn dorpsgebonden en gebiedsafhankelijke studies, zijn te vinden in de inheemse dorps- en streektalen van Nederland, en met die wijsheid die wij daar kunnen vergaren is het mogelijk om de mensheid te behoeden voor diens neiging tot zelfvernietiging.

Zo heb ik Friesland leren kennen en omdat ik mij in het eigene van Friesland ondergedompeld heb, voel ik mij inmiddels Fries en word ik ook aanvaard onder de rasechte Friezen als een der Friezen; ik ben door mijn Friese studies een beminnaar geworden van alles dat oud en eigen is aan Friesland, waaronder ik met name de inheemse talen, culturen en wereldbeschouwingen versta. We moeten onze ogen openen voor de verborgen wereldjes van Nederland, want als we de ogen ervoor sluiten, blijft onze wereld waarachtig kleiner. Dit is de paradox: als wij ons open opstellen voor het kleine, dan vergroot onze wereld juist. De wereldjes van de kleine stammen van Nederland zijn geen verkleining van onze wereld, maar het is een vergroting; dus geen verarming, maar wezenlijke verrijking! Eer men besluit te verhuizen naar een dorp, is het wel van belang dat men zich goed inleest. Het is ook niet handig als men uit den vreemde naar Nederland komt zonder iets van Nederland te weten wat betreft de taal, cultuur en geschiedenis. Men kan immers ook niet verwachten dat men geaccepteerd wordt als men zelf niet eerst accepteert. Om te integreren met een kleine stam moet men de eigenheid van de stam ten eerste al serieus nemen. Acceptatie begint bij jezelf; wees eerst zelf bereid om te geven. Acceptatie is een menselijke behoefte zowel bij dorpeling als vreemdeling omdat wij zo geaard zijn dat wij graag bij een stam willen horen; er bestaat bij ons als stamwezen een drang om onderdeel van de gemeenschap te zijn. Men kan geen acceptatie van anderen verwachten als men niet zelf bereid is te accepteren; acceptatie dient wederzijds te zijn en iemand moet een begin maken. Door zelf de ander te accepteren toont men aan dat men de gemeenschap of stam een goed hart toedraagt.

Ik ben – mede onder filosofische invloed van mijn vader – er altijd van overtuigd geweest dat men zelf het goede voorbeeld moet geven. Mijn internationale groep van studievrienden en ik zijn daarom met onze taalprojecten altijd gericht geweest op acceptatie van de ander. Wij accepteren de taal, de cultuur en de geschiedenis van iedere gemeenschap waarmee wij ons bezighouden. Wij willen er echt onderdeel van zijn. Ik heb de taal, cultuur en geschiedenis van Oosterschelling, Schiermonnikoog en Hindeloopen eigen gemaakt omdat ik daadwerkelijk een lid van de gemeenschap wou worden. Het was een heel proces om geaccepteerd te worden. De mensen moesten bewijs zien dat ik het echt serieus meende dat ik een van hen wou worden en het bewijs hiervoor vond men in het feit dat ik mij serieus toelegde op de taal, cultuur en geschiedenis van elke gemeenschap. De vlijtige bestudering van elke taal was geen onnozele of loze belofte, maar ik kwam elke eed die ik afgelegd had om mij goed te verdiepen in de materie ook na. De gemeenschappen hadden het al vaak genoeg meegemaakt dat mensen hun beloften niet nakwamen. Dus hun houding kan samengevat worden met de volgende spreekwoorden: ‘geen woorden, maar daden’ en ‘eerst zien, dan geloven’.

Wanneer ik talen leer, ga ik voor de verdieping. Ik doe het voor de gemeenschap. Dus ik maak ook hun wereldbeeld, geschiedenis en cultuur eigen. Ik ben juist ernaar op zoek om te begrijpen wat een gemeenschap eigen maakt. Ik noem mijzelf geen polyglot omdat ik het niet op mijzelf maar op de gemeenschap gericht ben. Mij gaat het om wat er achter een taal steekt: de mensen eromheen. Die mensen wil ik in hun eer laten en zo eerbiedig mogelijk behandelen. Er is geen betere manier om mensen te vereren dan hun taal en cultuur eigen te maken. Kleine gemeenschappen kunnen zich verdrukt voelen, het kan juist lijken dat ze vijandig tegenover mensen van buiten staan omdat ze druk ervaren. Dit kan het verkeerde beeld scheppen dat deze gemeenschappen niet open staan voor anderen. Inzet is er nodig om ertussen te komen. Het doet wat met mensen als je de taal leert, je inleest over de geschiedenis en je de cultuur eigen maakt. Nederlanders vinden het ook bijzonder als vreemdelingen hun taal en cultuur eerbiedigen. Ditzelfde geldt voor kleine gemeenschappen in Nederland. Een stedeling die naar een dorp verhuist met eigen traditionele taal en cultuur is daar de vreemdeling. Om een goede indruk te maken als vreemdeling is het altijd een goed begin om je te verdiepen in het eigene aan een dorp of gebied.

1 comments

Comments are closed.